Ik ben geen docent Frans meer…
Wie dit blog volgt (en dat kost niet veel tijd, aangezien ik niet zo vaak blog) weet dat ik was teruggekeerd in het onderwijs en eindelijk mijn draai had gevonden, als docent Frans op een gymnasium in Leiden. Ondanks Corona en het online lesgeven ging het goed en vond ik het leuk. Maar ik was vervanger met een tijdelijk contract, en ergens rond maart-april zou ik te horen krijgen of ik zou kunnen blijven. Ik wilde graag blijven. En tegelijk was er een stemmetje in mijn hoofd dat zei: ‘Als je contract niet wordt verlengd, hoef je de keus niet zelf te maken…’
Want zelfs met een klein parttime baantje liep ik er weer tegenaan: schrijven en een baan in het onderwijs gaan niet goed samen. Voor mij tenminste… kennelijk stop ik zoveel energie in het docent-zijn dat ik geen energie meer overhoud voor schrijven. Ik zeg ‘energie’, maar het gaat eigenlijk om ‘ruimte in je hoofd’. Als ik docent Frans ben, zit mijn hoofd vol leerlingen, Franse grammatica en toetsweken. Geen plek meer voor verbeelding. Of te weinig. Er zijn schrijvers/docenten die het wél kunnen combineren. Hopelijk lukt het mij op een dag ook. En hopelijk vind ik dan weer zo’n fijne school.
Stille wensen zijn gevaarlijk, dat blijkt, want er waren niet genoeg uren Frans en mijn contract werd niet verlengd. Eerst was ik daarover verdrietig en teleurgesteld, maar ik wist natuurlijk donders goed dat ik dit zelf had ‘besteld’. Ik wilde meer ruimte voor schrijven. Bovendien bleef er nog iets anders over: mijn werk als leesbevorderaar, geen mooi woord, maar wel mooi werk, dat ik heel graag doe. De komende maanden – ook in de Kinderboekenweek – ga ik veel basisscholen bezoeken, schrijflessen geven en met kinderen praten over boeken.
Gisteren was de aftrap, mijn eerste schoolbezoek, de start van mijn nieuwe schooljaar.
Zo voelde het, als de eerste schooldag na de zomervakantie. Alsof ik alles weer opnieuw moest leren. Gelukkig kende ik de school al: basisschool De Parkiet in Den Haag, waarover ik eerder schreef en waar ik De wind en wij voor het eerst voorlas. Ik had een nieuwe schrijfles ontwikkeld – ‘Verhaal bij een kunstwerk’ – die ik voor het eerst ging geven (en testen) bij de groepen 5 en 7. Ik liet de kinderen verhalen schrijven bij afbeeldingen van vier door mij gekozen kunstwerken. De opbouw van mijn les bleek goed te werken, de kinderen waren geboeid, kozen een kunstwerk en kwamen snel op gang met schrijven. Zelfs bij het laatste deel van de les, mijn ‘spreekbeurt’ over de vier werken en hun makers, haakten ze niet af en bleven aandachtig luisteren.
Schrijven en beeldende kunst blijkt een gouden combinatie. Voor de kinderen, maar ook voor mij, als schrijfdocent (ha, toch nog docent!). Via de kunstwerken en kunstenaars komt er zoveel voorbij aan beelden, vormtaal, kleuren, thema’s, creativiteit, fantasie en realiteit, de levensverhalen van de kunstenaars en verbanden met onze levens, nu… die rijkdom en diepgang vallen in goede aarde bij kinderen. Hopelijk kan ik deze les nog vaker geven, op andere scholen. Ik ga er vanuit dat deze (hier hardop getoeterde) stille wens uitkomt.
De kinderen schreven mooie, grappige en soms droevige verhalen.
Eén van die verhalen wil ik met jullie delen.
Een jongen in groep 7 vroeg me tijdens de les fluisterend om hulp: ‘Mag ik ook schrijven over iets anders dan alleen de citroen en de paprika?’
Natuurlijk mocht dat, en toen schreef hij dit…
Een poëtische tekst, met rafels, ritme en herhalingen.
Hij creëerde een wereld om dit stilleven heen.
En wij werden er stil van.
De foto’s zijn gemaakt door twee geweldige leerkrachten:
Geert Snijders, groep 5, foto bovenaan: jongen kijkend naar Meisje in rode kimono (Geesje Kwak), van George Hendrik Breitner.
Natascha de Korte, groep 7, foto van het verhaal van S., met Citroen en paprika, van Odilon Redon.
De kunstwerken zijn te zien in Kunstmuseum Den Haag.
Wil je dat ik deze schrijfles (groep 5-8) ook kom geven op jouw school? Boek me dan via De Schrijverscentrale (zie ‘contact’).