Toen ik in de vijfde zat (groep 7) werd er gepest op school, een populair meisje tegen een impopulair meisje, allebei in mijn klas. Het begon klein, maar het nam groteske vormen aan. Er waren uiteindelijk twee kampen, het ene schrikbarend groot (zowat de hele school), het andere klein, vier meisjes, onder wie ik. Ik hield niet van populaire meisjes, had meer met buitenstaanders en kon niet tegen onrecht. Mijn beste vriendin zat ook in dat kleine groepje. Zij heette toevallig ook Claudia en ze was heel stoer, durfde veel en kon ook niet tegen onrecht. Maar hoe stoer ook, we waren niet opgewassen tegen het gepest.
Op een dag vertelde ik aan mijn moeder dat het populaire meisje had gezegd dat wij -het gepeste meisje en de meisjes die haar hielpen- zouden worden opgewacht na school, door haar grote broer en zijn vrienden, met ‘kettingen’. Mijn moeder schrok en nam het meteen serieus. Ze kwam ons halen, waardoor wij veilig naar huis konden. Want ze stonden er inderdaad, de grote jongens, met snorren en brommers en weet-ik-veel-wat-nog-meer. Dreigend te doen, met een groep, tegen een paar meisjes van de basisschool. Hun populaire zusje helpen, dat het pesten niet alleen kon en het nóg groter wilde aanpakken.
Mijn moeder kaartte dit voorval en het ernstige gepest aan bij school en kreeg een slappe, laffe reactie, in de trant van: wij gaan hier niet over, dit gebeurt buiten schooltijd en is iets tussen de kinderen. Zo’n laffe school wilde mijn moeder niet voor haar dochters, ze zocht een andere school, een betere, een leuke. En vooral: een veilige.
Ik was blij dat mijn moeder het voor ons opnam. En hoewel het best een stap is om eind groep 7 nog naar een andere school te gaan, heb ik daardoor nog een hele fijne tijd gehad op een jenaplanschool, waar wèl een goede sfeer was, en daarbij ook nog veel aandacht voor creativiteit.
Maar de andere kinderen op mijn oude school moesten het ermee doen…
Zelf ben ik in die periode ook gepest, maar ik kon er geloof ik wel mee leven, doordat ik daarin samen met mijn klasgenoot en beste vriendinnetje was. We waren allebei vroeg met puberen en keken naar muziekclips op MTV, van Michael Jackson, Madonna, Pat Benatar: “We are strong, No one can tell us we’re wrong”. We kleedden ons in jaren 80-stijl, met getoupeerde haren en soms make-up, best opvallend en gewaagd voor 10/11-jarigen. We probeerden van alles uit en vielen op, en waren ons daarvan bewust. Maar we vonden het niet leuk om gepest te worden… dat vindt niemand leuk. Kinderen in onze buurt riepen ons na, noemden ons ‘heksen’, en ik meen me te herinneren dat er zelfs een keer eieren naar ons zijn gegooid, op straat. Niet raak gelukkig, maar toch… ik ben het onveilige gevoel niet vergeten. Ondanks het gepest waren we samen sterk en durfden we anders te zijn.
Niet elk kind heeft een vriend of vriendin met wie het samen sterk kan zijn. Niet elk kind heeft ouders die het voor hem of haar opnemen, die alert reageren bij gepest, of die dat überhaupt te horen krijgen. Mijn moeder praatte veel met ons, daardoor vertelde ik haar veel, in vertrouwen en in een veilige thuissituatie. Voor kinderen die dit niet hebben en die worden gepest, moeten wij met z’n allen dus alert zijn. Klasgenoten, ouders, leraren en schooldirecteuren moeten het signaleren en er iets aan doen.
Kinder- en jeugdboeken over pesten vind je hier.
Zelf las ik onlangs Ik ben Vincent en ik ben niet bang van Enne Koens, een mooi boek over een gepeste jongen die ook een maatje vindt met wie hij samen sterk kan zijn.
Op de site Stop pesten NU vind je veel informatie en kun je om hulp vragen.
Als je gepest wordt (ook online), wees niet bang, je bent niet alleen… vraag hulp!