Op donderdag 30 november publiceerde NRC een stuk van schrijver en docent Nederlands Sip Markink, met de dramatische kop: “Mij is het onderwijs voorgoed kwijt.”
Precies een week daarvoor had ik mijn ontslag aangeboden bij de directeur van de school waar ik werk als docent Frans.
Ik herkende zo veel in het verhaal van Sip dat ik het zelf had kunnen schrijven (op de piemels en homoseksualiteit na). Het maakte me verdrietig om te lezen hoe hij, een jonge man die met veel enthousiasme en humor aan de baan was begonnen, al in drie jaar opgebrand raakte en als een berg ging opzien tegen het lesgeven. Tegelijkertijd vond ik het geruststellend om te lezen dat er meer mensen zijn zoals ik, die echt contact willen maken met pubers en eigenlijk juist heel geschikt zijn als docent, maar die de belachelijk hoge werkdruk niet accepteren en er uiteindelijk voor kiezen om eruit te stappen.
Ik hoor u denken, hoezo ‘belachelijk hoge werkdruk’, met al die schoolvakanties? Dat is een hardnekkig misverstand; alle ‘vakantiedagen’ van leraren worden gecompenseerd, waardoor ze op jaarbasis niet meer vakantie hebben dan werknemers in andere beroepsgroepen. Sterker nog, leraren in Nederland (zonder uitzondering, durf ik wel te stellen) werken gigantisch óver. Er bestaat namelijk zoiets als een ‘normjaartaak’, een ondoorzichtige papieren draak die niemand begrijpt en die in elk geval niet klopt met de werkelijkheid. In de normjaartaak staat beschreven hoeveel uren je als docent in een jaar aan bepaalde taken moet besteden, lesgebonden en niet-lesgebonden taken. Dat klinkt op zich goed, maar leraren doen duizenden taken extra die niet in die normjaartaak staan beschreven en die ze niet kunnen doen binnen de uren waarvoor ze worden betaald. Vrijwilligerswerk dus eigenlijk. En er valt weinig aan te doen.
Een voorbeeld: tijdens mijn eerste baan als docent moest ik met het hele docententeam van een ‘moeilijke’ klas een aantal extra vergaderingen/workshops volgen, en toen ik vroeg of deze uren ergens werden genoteerd voor je normjaartaak was het antwoord van collega’s: (hoongelach) ‘Nééééééé… wélkom in het onderwijs!!!’
Het geroutineerde cynisme van dat collectieve antwoord van collega’s vond ik opvallend, en het boezemde mij -startend docent- angst in, want ik begreep dat het niet gebruikelijk (en erg naïef!) was om dit soort vragen te stellen en ik wist meteen dat mijn ervaren collega’s zich allang bij de situatie hadden neergelegd. Wetend dat het burn-out percentage in het onderwijs enorm hoog is. Het gevolg: ik voelde me onveilig.
Kort daarna raakte ik overspannen. Voor het eerst in mijn leven en in mijn eerste baan als (parttime!) docent Frans. Welkom in het onderwijs.
Wat volgde was een lange en uitputtende zoektocht, waarin ik probeerde uit te vogelen of ik geschikt was voor deze baan, en andersom. Ik had er tenslotte keihard voor gewerkt om mijn universitaire bachelordiploma en lesbevoegdheid te behalen, en ik was er niet voor niets aan begonnen, ik was verliefd op het onderwijs. Er is namelijk niks mooier dan anderen inspireren. De momenten waarop het me lukte om leerlingen te motiveren en zelfvertrouwen te geven zal ik nooit vergeten. En ik ga daar ook zeker niet mee stoppen. Daarvoor is het me te dierbaar.
Maar ik stap nu wel, net als Sip, uit het onderwijssysteem. Ik ga zzp’en, freelancen. Of misschien moet ik het freestylen noemen.
Ik heb er lang over gedaan (té lang, volgens mijn vriend, die me vaak huilend en uitgeput zag thuiskomen), maar ik weet het nu zeker: ik gedij beter buiten het systeem. Als ik me moet bezighouden met dingen als toetsen en cijfers invoeren, orde houden, streng en consequent zijn, straffen en lik-op-stukbeleid (serieus, niet zelf verzonnen!), dan druist dat tegen mijn natuur in en dan verlies ik mijn levenslust. Klinkt esoterisch, maar het is echt zo, ik raak er lichamelijk en geestelijk uitgeput van, op het depressieve af. Daarom ga ik andere wegen zoeken, waarbij ik al die dingen geraffineerd kan omzeilen en tóch in het onderwijs kan werken. Wegen waarbij ik me vooral kan richten op creativiteit, verbeelding en het loskomen van regels en prestatiedruk. Dát is wat ik wil doen en wat ik wil doorgeven, en er is in deze tijd een grote behoefte aan. Ik heb al een beginweggetje gevonden, daarover binnenkort meer. (Cliffhanger vanjewelste, ha!)
En schrijven natuurlijk. Ook zoiets: sinds ik in het onderwijs werk is mijn creativiteit ver te zoeken. Behalve papers voor mijn studie kreeg ik amper nog een letter op papier. En dat is wat ik het liefste doe: schrijven. Kinderboeken, toneelstukken. Dat ga ik weer doen.
Gelukkig zijn er ook docenten die het wèl redden in het systeem. Gisteren bij de vrijmibo zei een collega met rode konen van enthousiasme: ‘Ik vind het de laatste tijd steeds leuker worden! Ik kom met plezier naar school, ik heb lol met collega’s en ik heb alléén maar leuke klassen.’ Stiekem was ik een beetje jaloers op hem, en dacht: verdomme, dit wil ik óók! En tegelijkertijd dacht ik: koesteren, deze docenten!
Ik hoop dat ministers en schoolleiders meelezen. En ik hoop vurig dat leraren -ervaren en startend- samen durven strijden voor minder werkdruk en betere voorwaarden. Vooral de ervaren leraren, want als starter heb je eigenlijk geen idee waar je aan begint. En tegen de tijd dat je het weet ben je murw. Dan is het: méé of eruit.
Allez, eruit dus. Weer een docent minder.
Maar mij is het onderwijs niet voorgoed kwijt. Nog niet…
En deze hartverwarmende dingen zal ik niet vergeten:
Nadat ik had verteld dat ik zou weggaan zei Duncan, een lieve, gevoelige brugklasser (en theaterliefhebber, net als ik): ‘Ik vind het wel goed dat u uw hart volgt!’
En 3V2, mijn plofklasje met 32 lekkere eigenwijze vwo-leerlingen, reageerde op dat nieuws met veel ‘aaaaah’s’ en ‘we zullen u gaan missen’ en ‘wilt u niet tóch blijven?’
Dag lieve leerlingen. Ik ga nog één week van jullie genieten, tot de kerstvakantie. Jullie redden je wel. Wees maar extra lief voor leuke docenten. Goed luisteren en af en toe een complimentje geven, vinden ze fijn. Docenten zijn net mensen. ;-)