Een sterk en mooi verhaal, waarin ik veel herkende. Niet de IVF en ook niet de enorme liefde voor honden (geef mij maar katten), maar wel bijna al het andere.
Ik durf bijvoorbeeld amper een baby op schoot te nemen, bang dat iemand roept: ‘Oooh, dat staat je goed!’, met alle implicaties en gevolgen van dien (ongemak, blozen, niet meer van het moment kunnen genieten, terwijl ik ook wel ‘s gewoon leuk een baby wil vasthouden). Het ergste is wat dat betreft gelukkig voorbij, maar het kan nog steeds gebeuren. Ook al ben ik inmiddels niet meer verdrietig en eigenlijk vaak blij en opgelucht dat ik geen kinderen heb (want jezus waar gaat de wereld naartoe, en oefff wat ben ik blij dat ik niet in de cliché-molen terecht ben gekomen van moeders op het schoolplein, kinderfeestjesconcurrentie, bergen was, lege nestsyndroom, en noem de ellende maar op), toch kunnen dit soort ongemakkelijke situaties nog steeds voorkomen. Zelfs tijdens schoolbezoeken, als kinderen vragen of ik kinderen heb. Die vraag wordt minder vaak gesteld… misschien straal ik het uit, dat ik gewoon vrouw ben, mens. En als ik antwoord op die vraag klinkt dat ook steeds normaler. Soms zeg ik: Nee, ik heb geen kinderen, jullie zijn nu even mijn kinderen. Vinden ze leuk. Hopelijk kan ik ook een voorbeeld zijn, voor jongens en meiden die geen kinderen kunnen of willen krijgen. En hopelijk hoeven wij dat allemaal steeds minder stiekem te doen.
Doordat W. bij het bericht zei dat het ook zijn verhaal was, vroeg ik me eigenlijk voor het eerst af hoe mannen dit beleven. Een onvervulde kinderwens, een kinderloos of kindervrij leven, hoe je het ook noemen wilt en hoe je er ook komt… Ik zie steeds meer blogs en boeken van vrouwen die hierover schrijven, wat heel fijn is, en belangrijk. Maar hoe zit het met jullie, mannen? Schrijf erover. Ik wil het graag lezen.
Goed nieuws: Kristof Devos won een Special Prize in het Servische illustratoren concours BookIll Fest. Hij kreeg de prijs voor zijn illustraties uit Max maakt een vriend. Er zijn in totaal 11 prijzen uitgereikt op 1700 inzendingen uit 27 landen.
Informatie (in het Engels) over de prijswinnaars vind je hier, als je een beetje naar beneden scrolt zie je Kristof en Max maakt een vriend. Op 25 mei is de prijsuitreiking en de opening van een tentoonstelling waar het werk te zien zal zijn, in Novo Milosevo, Servië. Als je toevallig in de buurt bent, ga kijken! Mocht een reisje naar Servië niet meteen lukken, dan kun je ook gewoon ons boek kopen, en het werk van Kristof in huis halen. Max maakt een vriend is te bestellen bij elke boekwinkel (koop bij voorkeur lokaal). Als je dat doet, kijk eens extra aandachtig naar de tekeningen…
Meer info over het boek vind je bij ‘Kinderboeken’ en ‘Recensies’. Alles wat je wil weten over Kristof vind je hier.
Toen ik in de vijfde zat (groep 7) werd er gepest op school, een populair meisje tegen een impopulair meisje, allebei in mijn klas. Het begon klein, maar het nam groteske vormen aan. Er waren uiteindelijk twee kampen, het ene schrikbarend groot (zowat de hele school), het andere klein, vier meisjes, onder wie ik. Ik hield niet van populaire meisjes, had meer met buitenstaanders en kon niet tegen onrecht. Mijn beste vriendin zat ook in dat kleine groepje. Zij heette toevallig ook Claudia en ze was heel stoer, durfde veel en kon ook niet tegen onrecht. Maar hoe stoer ook, we waren niet opgewassen tegen het gepest.
Op een dag vertelde ik aan mijn moeder dat het populaire meisje had gezegd dat wij -het gepeste meisje en de meisjes die haar hielpen- zouden worden opgewacht na school, door haar grote broer en zijn vrienden, met ‘kettingen’. Mijn moeder schrok en nam het meteen serieus. Ze kwam ons halen, waardoor wij veilig naar huis konden. Want ze stonden er inderdaad, de grote jongens, met snorren en brommers en weet-ik-veel-wat-nog-meer. Dreigend te doen, met een groep, tegen een paar meisjes van de basisschool. Hun populaire zusje helpen, dat het pesten niet alleen kon en het nóg groter wilde aanpakken. Mijn moeder kaartte dit voorval en het ernstige gepest aan bij school en kreeg een slappe, laffe reactie, in de trant van: wij gaan hier niet over, dit gebeurt buiten schooltijd en is iets tussen de kinderen. Zo’n laffe school wilde mijn moeder niet voor haar dochters, ze zocht een andere school, een betere, een leuke. En vooral: een veilige. Ik was blij dat mijn moeder het voor ons opnam. En hoewel het best een stap is om eind groep 7 nog naar een andere school te gaan, heb ik daardoor nog een hele fijne tijd gehad op een jenaplanschool, waar wèl een goede sfeer was, en daarbij ook nog veel aandacht voor creativiteit. Maar de andere kinderen op mijn oude school moesten het ermee doen…
Zelf ben ik in die periode ook gepest, maar ik kon er geloof ik wel mee leven, doordat ik daarin samen met mijn klasgenoot en beste vriendinnetje was. We waren allebei vroeg met puberen en keken naar muziekclips op MTV, van Michael Jackson, Madonna, Pat Benatar: “We are strong, No one can tell us we’re wrong”. We kleedden ons in jaren 80-stijl, met getoupeerde haren en soms make-up, best opvallend en gewaagd voor 10/11-jarigen. We probeerden van alles uit en vielen op, en waren ons daarvan bewust. Maar we vonden het niet leuk om gepest te worden… dat vindt niemand leuk. Kinderen in onze buurt riepen ons na, noemden ons ‘heksen’, en ik meen me te herinneren dat er zelfs een keer eieren naar ons zijn gegooid, op straat. Niet raak gelukkig, maar toch… ik ben het onveilige gevoel niet vergeten. Ondanks het gepest waren we samen sterk en durfden we anders te zijn.
Niet elk kind heeft een vriend of vriendin met wie het samen sterk kan zijn. Niet elk kind heeft ouders die het voor hem of haar opnemen, die alert reageren bij gepest, of die dat überhaupt te horen krijgen. Mijn moeder praatte veel met ons, daardoor vertelde ik haar veel, in vertrouwen en in een veilige thuissituatie. Voor kinderen die dit niet hebben en die worden gepest, moeten wij met z’n allen dus alert zijn. Klasgenoten, ouders, leraren en schooldirecteuren moeten het signaleren en er iets aan doen.
Kinder- en jeugdboeken over pesten vind je hier. Zelf las ik onlangs Ik ben Vincent en ik ben niet bang van Enne Koens, een mooi boek over een gepeste jongen die ook een maatje vindt met wie hij samen sterk kan zijn. Op de site Stop pesten NU vind je veel informatie en kun je om hulp vragen. Als je gepest wordt (ook online), wees niet bang, je bent niet alleen… vraag hulp!
In een telefoongesprek met vriendin Marieke stelden we vast dat we vaak zo serieus zijn. Zij werkt als coach met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, en ik als leesbevorderaar op scholen met veel taalzwakke leerlingen. We voelen ons verantwoordelijk, soms té. We zien vaak dat er eigenlijk iets zou moeten veranderen in de maatschappij als geheel of in bepaalde structuren, en dat het werk dat wij doen een druppel op een gloeiende plaat is. Daar kun je knap moedeloos van worden! Heeft het eigenlijk wel zín, wat ik doe? Als ik voor mezelf spreek: lukt het me als Schoolschrijver wel om de hele school enthousiast te krijgen voor lezen, inclusief ouders en leerkrachten? Dat is het streven, maar eigenlijk is het een onmogelijke opdracht. Je kunt nooit iedereen bereiken. Ook niet in je lessen, er zijn altijd kinderen bij wie de boodschap niet aankomt, of die weinig leren van je lessen doordat ze met heel andere dingen bezig zijn.
Waarschijnlijk is dit gevoel van verantwoordelijkheid en moedeloosheid herkenbaar voor veel mensen. Ik weet niet of het op te lossen is, maar wellicht kunnen we het wel wat lichter maken, door onszelf te trainen anders te denken. Zo bedachten Marieke en ik dat we vaker blij moeten zijn met kleine stapjes, met de kleine dingen die we wèl bereiken. Een open deur van jewelste natuurlijk, maar toch, je moet dat dan wel nog doen. Op twitter las ik dit bericht @Jezzebellz (25 maart): “Even iets zweverigs. Ons brein is geoefend om nare berichten te herhalen. Helaas maakt dat ons niet gelukkiger. Oefenen de leuke dingen te herhalen of herinneren doet dat wel. Een paar tweets over wat goed gaat of leuk is is dus echt een pré om ons beter te voelen en goed te doen.” We kunnen elkáár dus ook beïnvloeden met zware of lichte gedachten en berichten… Ik ga dit nu meteen oefenen en uitproberen, voor mezelf. En wie weet kan ik jullie ermee aansteken.
Een lijstje met dingen die ik de afgelopen tijd heb bereikt als Schoolschrijver: – Een juf vertelde me dat een meisje in groep 5/6 had gezegd dat ze een verhaaltje ging ‘herschrijven’ (dat had ze van mij geleerd). – Een andere juf wilde graag meer weten over creatief schrijven met kinderen, omdat ze van de kinderen had gehoord dat ze mijn lessen leuk vonden en dat ze het schrijven beter begrepen doordat ik ‘vragen stelde’. – Een jongen in groep 7 kwam uit zichzelf melden dat hij thuis een gedicht had geschreven (over de zon, zie eerder blog). – Een jongen uit groep 6 zei dat hij twee van mijn boekentips had gelezen: Ik zoek een woord (een gedichtenbundel, helemaal uitgelezen!) en Ronja de roversdochter. En een meisje las Joke van Leeuwen, een schrijver die ze anders waarschijnlijk nooit had leren kennen. – Na het voorlezen van het begin van Blote handen (van Bart Moeyaert), als voorbeeld van een spannende scène, riepen meerdere kinderen: ‘Wil je alsjeblieft dóórlezen?!’ – Toen ik na de Quiz ‘Vroeger-nu-toekomst?’ de boeken liet zien waaruit de fragmenten kwamen, en zei dat de kinderen de titels en auteurs konden opschrijven als ze de boeken wilden lezen, déden veel kinderen dat, enthousiast. – Toen bij groep 5 het belletje van de timer afging, wilden de kinderen niet stoppen met schrijven, zodat de juf maar snel de timer weer aanzette. Geweldige concentratie, hele klas in de schrijf-flow!
Kijk, dat is toch een mooi lijstje… en dan heb ik nog niet alles opgeschreven. Vandaag kwam er nog een mooie verrassing, na mijn derde en laatste bezoekje aan groep 3 kreeg ik van de juf en de kinderen hun boek: ‘Het dierenboek’ (dat ze trouwens zelf hadden gemaakt, zonder mijn hulp, maar misschien ook een beetje geïnspireerd door mijn lessen), met daarin een dier (tekening + verhaaltje) van elk kind, en voorin een lief bedankje. En met een echt omslag, met daarop trots de namen van alle ‘Auteurs & illustratoren’. Ik weet eigenlijk niet of ik dit nog wel ‘klein’ moet noemen…
Probeer het ook eens: opschrijven wat goed gaat. En tip me even, zodat ik het kan lezen.
Gisteren heb ik gepraat met Michel Houellebecq! Er was een feest in het Betty Asfalt Complex in Amsterdam, in verband met de verschijning van de Nederlandse vertaling van zijn nieuwste roman ‘Serotonine‘. Een geweldige line-up van sprekers: vertaler Martin de Haan, schrijver en Ruslandkenner Pieter Waterdrinker, journalist en voormalig Frankrijk-correspondent Ariejan Korteweg, psychiater Damiaan Denys en docent Franse en Europese letterkunde Sabine van Wesemael. Halina Reijn las een fragment voor uit Serotonine. Stella Bergsma en Aafke Romeijn zongen. In de pauze dacht ik: zo moeten de salons zijn geweest, van rijke Franse dames in de 17e en 18e eeuw, met schrijvers, toneelspelers, muzikanten, kunstenaars, politici en andere belangrijke en inspirerende mensen. En dat was nog niet alles…
Een dag eerder had ik gelezen dat de beroemde Franse schrijver Michel Houellebecq op het Boekenbal was opgedoken, en dat hij de dag erna naar een bijeenkomst rond zijn boeken zou gaan. En inderdaad, aan het eind van de middag kwam hij het theater binnen, samen met zijn vrouw. Opwinding alom, ook bij mij. Ik nam me voor om elke kans met hem te kunnen praten te grijpen, en nu eens niet terug te deinzen, zoals me dat wel eerder is overkomen. Ik had een vraag in gedachten die ik hem wilde stellen, en toen hij ging roken dook ik mee naar buiten en drong me aan hem op, me enigszins verontschuldigend, maar onontkoombaar en vastberaden. Vervolgens heb ik een hele tijd met hem staan praten, en met zijn vrouw Qianyum Lysis, een jonge Française van Chinese afkomst. Er stonden ook andere mensen, onder wie een jongeman die ook goed Frans sprak en de hele tijd over hoeren begon (waarom in godsnaam, dacht ik, hou op!). Ik lette natuurlijk vooral op Michel, wilde hem van alles vragen, maar ook gewoon ontspannen babbelen, zodat hij niet het gevoel zou hebben ‘aan het werk’ te zijn en geïnterviewd te worden, dat leek me vervelend voor hem. Later, thuis, had ik spijt dat ik niet veel meer had gevraagd. Maar goed. Waar ging het dan wel over? Ik kan onmogelijk het hele gesprek opschrijven, maar ik kan er een paar dingen uitlichten die voor jullie, lezers van mijn blog, en voor Houellebecq-fans interessant kunnen zijn (voor fans is àlles natuurlijk interessant).
Mijn eerste vraag was: Pourriez-vous écrire du point de vue d’une femme? Zou je vanuit het standpunt van een vrouw kunnen schrijven? Zijn antwoord kwam meteen en hij was heel stellig: ‘Non’. Hij had er wel al over nagedacht en was het met me eens dat het interessant zou zijn, maar nee, onmogelijk. Gedichten gingen wel, die zijn niet gebonden aan sexe, maar bij een roman lag het anders, zei hij. Zijn vrouw zei nog: ‘Je hebt het wel eens gedaan, een pagina of 40, maar langer lukt niet.’ Ik weet niet of dat over een kort verhaal ging, en of dat is gepubliceerd (misschien kan iemand dat uitzoeken). Maar we hoeven dus niet te rekenen op een roman van Houellebecq met een vrouwelijke hoofdpersoon. Hoewel ik daar toch op blijf hopen.
Het gesprek ging even over Nederlanders. Ik zei dat hij daar natuurlijk niet van hield, refererend aan zijn spottende zinnen in Serotonine (p. 25): ‘(…) en de Nederlanders waren echte hoeren, die gingen overal zomaar zitten, een ras van veeltalige, opportunistische kooplui die Nederlanders, het kan niet vaak genoeg gezegd worden.’ Dat vond hij toch een beetje ongemakkelijk, en hij verklaarde dat hij dat (van die kooplui) had opgepikt uit een gesprek met een Nederlander (van Lieshout, Lieshout, ik heb niet doorgevraagd, maar waarschijnlijk is dat Erik Lieshout, die films over en met hem maakte). Daarna zei hij: ‘On aime bien les Hollandais.’ Met ‘on’ bedoelde hij zichzelf en de Fransen in het algemeen, en kennelijk komen we er als Hollandais toch goed vanaf. Duitse en Engelse huizenkopers zonderen zich af in enclaves, zei hij, terwijl de Nederlanders Frans spreken en zich meer mengen met de Franse bevolking. Nederlanders in Frankrijk houden er niet van om landgenoten tegen te komen. Over de Fransen zei hij: iedereen denkt dat we heel trots en arrogant zijn, maar eigenlijk vinden de Fransen het best leuk om bekritiseerd te worden. En we zijn ook onzeker, bijvoorbeeld ten opzichte van Duitsland, een groot land dat het zo goed doet, daar kijken we tegenop. En hij zei: ‘J’aime bien les pays masochistes.’ Een typische Houellebecq-uitspraak. Enfin, de Nederlandse fans kunnen gerust zijn, Michel houdt van ons, veeltalige masochisten.
Het ging natuurlijk ook over roken, we stonden op de rokersplek, een klein en ongezellig buitenplaatsje naast het theatercafé. De Franssprekende man vroeg waarom Michel zijn sigaret zo nat maakte (het beginstuk zonder filter was inderdaad behoorlijk nat). Dat vond hij grappig genoeg geen rare vraag, hij ging er serieus op in: ik rook lichte sigaretten, dus moet ik er harder aan trekken. De man: waarom rook je dan geen zwaardere sigaretten? Michel: omdat ik niet dood wil, of in elk geval op een manier die zo min mogelijk pijnlijk is… Ook dit kan geruststellend zijn voor fans: hij let toch een beetje op zijn gezondheid en wil dus niet zo snel mogelijk dood (ook al zou je dat soms kunnen denken). Nog een leuk grapje, zo tussen neus en lippen door, toen ik vroeg of hij een aansteker had zei hij: natúúrlijk heb ik een aansteker.
De interactie tussen Houellebecq en zijn vrouw was erg leuk, kleine zinnetjes over en weer, grapjes, plagerijtjes, vooral van haar. Ze schijnt ongeveer twintig jaar jonger dan Michel te zijn, en zou dan rond de 40 moeten zijn, maar dat geloof ik niet… ze zag er veel jonger uit. Ze was vrolijk en open, ook naar ons toe, al die ‘hoerige’ Nederlanders die zo graag met haar beroemde man wilden praten. Op mijn vraag of ze het Boekenbal leuk hadden gevonden, reageerde ze enthousiast: oui, het was ‘un peu bizarre’, met overal vrouwen verkleed als ‘baba’ (hippie-achtig). Michel moest daar ook een beetje om gniffelen, maar vond het bal toch ‘plutôt bien’ (een opsteker voor de organisatoren). Qianyum Lysis vond het grappig dat iemand (op social media) had geschreven over al die ‘mislukte schrijvers’ die met Houellebecq op de foto wilden. Michel glimlachte, maar zei toen zacht en serieus: ‘Ils sont méchants…’ (dat is gemeen) Ze zei ook iets over de inhoud van zijn boeken, dat hij had geschreven dat hoeren goede echtgenotes zouden zijn, en daar kibbelden ze een beetje over. Zij: jawel, in La carte et le territoire, de eerste vrouw van Jed, Geneviève. Hij: ik weet zèlf toch wel wat ik heb geschreven. Grappig om te volgen, en veelzeggend: ze leest dus zijn boeken, kritisch en aandachtig. En ik las ergens dat ze elkaar hebben ontmoet op de Sorbonne, waar ze een scriptie schreef over zijn werk.
Nu schrijf ik toevallig ook een scriptie over Houellebecq, en ik heb dat toch nog even tegen Michel durven zeggen, dat het gaat over zijn politieke roman Soumission en over Révolution (politiek pamflet/autobiografie) van Macron. Dat leek hij wel een amusante combinatie te vinden: ‘C’est une drôle d’idée.’ Ik had nog willen vragen of hij het boek van Macron had gelezen, maar dat vergat ik door de zenuwen. Soit. Het is gelukt. Ik heb gepraat met Michel Houellebecq, literaire grootheid en onderwerp van mijn scriptie. Hopelijk lukt dat ooit nog een keer, in een rustigere omgeving. Die kans is klein, maar on ne sait jamais…
Ik kocht een t-shirt met de tekst ‘Ik heb het ook niet makkelijk.’ Michel vroeg me wat erop stond en ik vertaalde: J’ai pas la vie facile, moi non plus. Dat begreep hij wel. Verder laat ik het vertalen over aan Martin de Haan, die dat geweldig doet. Lees Serotonine maar, en andere boeken van Michel Houellebecq, mocht je dat nog niet hebben gedaan. En lieve fans, hopelijk vonden jullie dit verslagje leuk… quel héros hein, notre Michel?
PS: Ter info, de gesproken zinnen in dit blog zijn niet echt citaten (daarom vaak zonder aanhalingstekens), het is zoals ik me het gesprek herinner. Maar de strekking klopt wel, en sommige korte zinnetjes in het Frans ook.
Als je boek al een tijdje uit is, verwacht je geen recensies meer. Maar nu is er opeens een nieuwe van Max maakt een vriend, en wát voor één, wauw! Ons boek wordt ‘een terechte aanrader’ genoemd.
Toevallig begint morgen de Boekenweek… wist je dat je ook een kinderboek mag kopen? Tip. ;-)
De recensie kun je hier lezen, en is geschreven door Eric Vanthillo voor Pluizuit, een Vlaamse website over de betere jeugdliteratuur (zoals zij het zelf zeggen). Kijk daar eens rond, voor meer boekentips.
Er zijn kinderen die wèl heel veel lezen, die bezig zijn met taal, en die graag schrijven. Kinderen die je als Schoolschrijver en docent eigenlijk weinig kunt leren, omdat ze het zelf al uitzoeken. Bij wie je steeds die heerlijke honger naar kennis voelt… vertel me alles, ik wil het weten. Bij wie de concentratie tastbaar is, bijna zichtbaar, als een laserstraal.
Yade is zo’n meisje. Zij was één van de twee kinderen uit groep 6 die een gedichtje uit het hoofd hadden geleerd, nadat ik dat als facultatief huiswerk had opgegeven. Ze snapte ook wat de zin daarvan was, wat je ervan kon leren (bijvoorbeeld de structuur en het ritme van een gedicht nóg beter leren kennen). Ze schreef zelf meerdere gedichten, in een jaloersmakend handschrift. Haar gedicht De Poes vond ik vrolijk en mooi, en ik vroeg of ik het op mijn website mocht publiceren. Dat mocht:
Vandaag bekeek ik de mappen met al het werk van de kinderen, en toen kwam ik nóg een mooi gedicht van Yade tegen. Heel eigen(wijs), iets ondeugender en minder netjes. Vooral de zin ‘dat heb ik heel vaak als kind’ vind ik grappig, zoiets zou Wolfje ook kunnen zeggen. Ik heb het gedicht stiekem gefotografeerd en publiceer het ook. Hopelijk vind je dat goed, Yade, als je dit leest. ;-) Ga vooral lekker door met schrijven. Maar dat doe je toch wel…
Gisteren kwam een jongen uit groep 7 aan het begin van de les naar me toe, en vertelde heel trots en enthousiast dat hij tijdens de vakantie een gedicht had geschreven. De zon scheen, en toen kreeg hij zin om een gedicht over de zon te schrijven.
Schoolschrijver zijn is heus niet altijd romantisch. Het is vaak aanpoten, soms vraag je je af of je doel wel bereikt, soms twijfel je over je lessen… Ik hoor dit ook van collega-Schoolschrijvers, we twijfelen wat af.
Dan is dit -zo’n jongen die thuis een gedicht schrijft- zo fijn! Het komt dus toch aan… misschien niet bij elk kind, maar in elk geval bij deze jongen. En misschien vaker dan je denkt, ook bij kinderen die het niet vertellen.
Dat het een stoere jongen uit groep 7 was deed me extra plezier. Iedereen die zich bezighoudt met leesbevordering weet dat jongens nog minder lezen dan meisjes. Daardoor lopen ze vaak een achterstand op qua taalbeheersing, en dat heeft weer invloed op hun schoolwerk en op de rest van hun leven. Het is van levensbelang om jongens aan het lezen te krijgen, en aan het schrijven. Deze jongen is dus goed bezig! En deze Schoolschrijver is blij voor hem (en ook een beetje voor haarzelf.)
PS: Kinderen van mijn Schoolschrijver-scholen, als jullie dit lezen, ga thuis ook schrijven! Lees zoveel mogelijk (grappige boeken, spannende boeken, gedichten, probeer alles). En laat het me weten als je thuis iets hebt geschreven…
In mijn eerste jaar als Schoolschrijver gaf ik één les over poëzie, maar dit jaar besloot ik er twee te geven. Ik wilde er meer tijd voor nemen, zodat de kinderen meer tijd hadden om dingen uit te proberen. Zodat het niet een eenmalig hap-snap-lesje poëzie was, maar ik ze kon laten zien dat schrijven – ook het schrijven van gedichten – een kwestie is van oefenen en zoeken. Het beviel me goed, meer tijd voor poëzie. Ik zag wel dat sommige kinderen er moeite mee hadden en liever snel door waren gegaan naar iets nieuws. Toch hoop ik dat ook zij er iets aan hebben gehad.
Ik vond het mooi om te zien dat de meerderheid van de kinderen echt bezig was met zoeken. Zoals de jongen uit groep 5/6 die wilde schrijven over de zee. Hij zei dat hij het moeilijk vond om een gedicht te schrijven, maar was ondertussen heel intens bezig met woorden als ‘branding, ruisen, golven, woest, bulderen’. Woorden proevend die hij ooit had gehoord en die hij mooi vond, ondertussen zoekend naar eigen woorden, en naar woorden die volgens hem pasten bij een gedicht.
In het volgende gedicht zie je dat zoeken ook. Het gedicht is nog ruw, een soort prozagedicht, een stream of consciousness. Er staan stukjes in die je zou kunnen schrappen, en zinnen die in een ander soort gedicht horen (een vrolijk versje à la Annie M.G. Schmidt). Maar er staan ook mooie en donkere, spannende zinnen in, zoals: ‘is mijn verlegenheid dood gevonden’. In deze ruwe tekst zit een krachtig gedicht verstopt, dat er alleen nog even uit gekapt moet worden. Het is van Emira, 8 jaar, uit groep 5 (ik mocht het publiceren):
En soms schrijven kinderen gedichten die bijna helemaal af zijn, waar ik alleen wat kleine tips voor verbetering hoef te geven, en waar ik niet teveel over wil zeggen, omdat het zo eigen is. Zoals dit gedicht, van Yousra uit groep 7. Het gaat over een actueel onderwerp dat haar duidelijk bezighoudt, en dat ons allemaal bezighoudt (of zou moeten bezighouden!):
Vandaag zijn de Nationale Voorleesdagen begonnen, en in het nieuws zien we BN’ers, schrijvers en politici voorlezen op scholen. Dat is mooi. Maar gebeurt het nog wel… wordt er nog voorgelezen? Of zit iedereen, inclusief kleine kinderen, de godganse dag op telefoons en ipads?
Uit onderzoek is gebleken dat de leesvaardigheid de afgelopen decennia is afgenomen, en dat Nederlandse kinderen internationaal tot de minst gemotiveerde lezers behoren. Dat is vrij ernstig… Lezen is namelijk ontzettend belangrijk, want, zoals Dr. Kees Vernooy hier zegt: “De toekomst van kinderen hangt sterk af van hun leesvaardigheid.” Dat is zo, ga maar na, àlles begint met een goede leesvaardigheid: school, studeren, werk, vrije tijd, jezelf ontwikkelen, contact met anderen, brieven van de gemeente, je staande houden in de maatschappij, enzovoort. Vernooy zegt ook dat een goede ‘leesstart’ heel belangrijk is, en dat ouders en leerkrachten vooral veel moeten voorlezen. Leerkrachten doen wat ze kunnen op school, en spelen een belangrijke rol in de taalontwikkeling van kinderen. Maar ouders spelen een nog grotere rol, omdat zij thuis de basis (kunnen) leggen voor leesplezier en veel meer tijd doorbrengen met hun kind.
Maar weten ouders wel hoe dat moet, voorlezen? Ik denk dat veel ouders onzeker zijn, niet goed weten hoe ze het moeten aanpakken, en daardoor misschien afhaken of het voorlezen maar achterwege laten. Dat is natuurlijk doodzonde! Als Schoolschrijver, kinderboekenschrijver en docent creatief schrijven kom ik af en toe in contact met ouders en ik realiseer me steeds meer dat dit vaak het geval is: ouders zijn onzeker. Ze hebben een duwtje nodig, en soms een aai over hun bol. Je doet het goed, maak je geen zorgen! Ga lekker lezen met je kind, alles wat je doet is goed. Als je zelf niet zo goed kunt lezen, zing dan liedjes of vertel verhalen, desnoods in een andere taal… Het maakt eigenlijk niet uit, zolang je maar samen bezig bent met taal, met woorden, klank, ritme, verhalen. Via de verhalen praat je met je kind en zo leert het nieuwe woorden kennen. En zorg dat je het zelf ook leuk hebt. Maak lol, vertel verhalen en lees boeken voor die je zelf mooi of grappig vindt. Stel vragen (waar is…? wat denk je dat er gaat gebeuren? wat zie je allemaal?), wijs plaatjes aan, laat je kind dingen aanwijzen en benoemen, herhaal, herhaal, herhaal. En praat samen over het onderwerp van het boek: vriendschap, verdriet, plezier, dood, verliefdheid, bang zijn, verlegen zijn, enzovoort.
Over onzekere ouders… ik ontdekte laatst dat dit echt niet alleen geldt voor laagopgeleide ouders, ouders van taalzwakke kinderen, of ouders van kinderen die niet graag lezen. Ook ouders van ‘leesmonsters’ kunnen onzeker zijn. Ik heb het nu over de moeder van Mirte, uit mijn voorlaatste blog, ‘Leesliefde’. Zij bedankte me voor de schrijflessen aan haar dochter, en voor mijn boekentips, die haar ook hadden geïnspireerd. We praatten nog wat door over lezen en toen ik vroeg of ze Mirte nog voorlas, zei ze: ‘Nee, ze leest zelf zo ontzettend veel! Ik denk ook niet dat ze dat nog zou willen…’ Daar was ik meteen benieuwd naar. Ik heb Mirte er even bij geroepen en gevraagd: ‘Zou je het leuk vinden als mama je zou voorlezen?’ Mirte zei niks, maar knikte alleen, met een toetje dat duidelijk liet zien dat zelfs dit leesmonstertje nog heeeel graag wil worden voorgelezen. En waarschijnlijk gaat het haar niet eens echt om de boeken, want die kan ze zelf inderdaad ook lezen. Het gaat dus om iets anders…
Mijn boodschap aan ouders: denk niet te snel dat je kind niet meer wil worden voorgelezen, ook als het zelf al goed kan lezen. Vraag het anders even. En doe het: lees voor! Begin er zo vroeg mogelijk mee. En hou alsjeblieft nooit meer op.
Hier nog wat tips: – Voor ouders met baby’s: Boekstart. – Voor vaders: Vaders voor lezen (website met info voor vaders die willen voorlezen, en let op, vaders: voorlezen is stoer, want je kinderen worden er slimmer en weerbaarder van!) – Tips van de Kinderboekwinkel: Voorleesboeken. Deze winkel is in Amsterdam, maar je kunt ook altijd terecht voor advies en boekentips bij een goede (kinder)boekwinkel in de buurt, of bij de jeugdafdeling van de buurtbibliotheek (kinderen zijn gratis lid, maak daar gebruik van!) – Voor wie meer wil weten over taalontwikkeling bij jonge kinderen en over het belang van ‘gedeelde aandacht’ tijdens taalinput: Claartje Levelt, Universiteit Leiden. – Op mijn youtubekanaal vind je wat filmpjes met voorleestips (voor volwassenen èn voor kinderen, zij kunnen jou ook voorlezen als ze wat ouder zijn… zo kun je elkaar om de beurt voorlezen, nog leuker!)
Op deze website (homepage, rechts onderaan) vind je allerlei tips en links in verband met (voor)lezen en kinderboeken.Ouders, kijk ook bij de tips voor kinderen.
Tips en links naar websites over jeugdliteratuur en lees(plezier)bevordering, voor ouders, leraren, leesbevorderaars en makers. Beweeg met je cursor over de link voor info: