Gravure van George Pearson uit 1864, van een man die achter een vrouw (een elf) in een afgrond springt. Illustratie bij een IJslandse legende over Hildur, Koningin van de Elfen.
Ze zit onder haar bed, op het bureau, haar benen bungelen naar beneden. Bleek gezichtje, donkere ogen en donker lang haar. Ze draagt een soort Noors gebreid jurkje, met een zwarte maillot en trui eronder. Ze ziet eruit als een elfje. Een elfenkind, dat je ‘s nachts in een bos zou kunnen tegenkomen en dat je met satanisch plezier zou doen verdwalen. Maar haar kamer is verre van satanisch, alles is juist heel licht en liefdevol: een raam met uitzicht op groen gebladerte, witte muren en meubels, bureau, kastje, hoogslaper met laddertje en overal roze hartjes. En door de spijlen van het bed steekt een rulgeknuffeld konijntje.
Femke is acht jaar en woont in een huis met haar vader, moeder, twee zusjes en twee konijnen die eerst Zwartje en Grijsje heetten, maar later werden omgedoopt tot Bartje en Gijsje (voornamelijk omdat Grijsje eigenlijk bruin was en vader de eerste namen niet zo leuk vond). Elke week krijgt ze 50 cent zakgeld. Gewone meisjes zouden er snoep van kopen, of barbies, of computerspelletjes, of andere kinderdingen. Femke is niet gewoon. Zij spaart voor een nacht in een kasteel. En ze wil met haar nicht Kristel naar Australië. Ik vind dat Femke heel gauw wat meer zakgeld moet krijgen…
Als haar wordt gevraagd of ze ergens in gelooft, geeft ze een elfenachtig antwoord: ‘Af en toe geloof ik wel in God, maar als ik dan kinderen hoor zeggen dat God niet bestaat, raak ik in de war.’ Dat is helemaal niet erg. Elfjes mogen in de war zijn, sterker nog, ze moeten permanent een beetje in de war zijn. Godsdienst omschrijft ze heel juist, als ‘een les waarin we verhalen vertellen’. Ze is erg goed in observeren en het beschrijven van dingen. Dat doet ze stapsgewijs en op een niet-oordelende en filosofische manier, zodat je er nog even over kunt nadenken. Zo zegt ze dat ze erg van jurkjes en rokjes houdt, terwijl andere meisjes uit haar klas meer van broeken houden. Daarna zegt ze: ‘Alleen de heel verlegen meisjes dragen rokken. Ik was eerst ook verlegen, maar nu niet meer zo.’ Hier kun je uren over nadenken. Ik tenminste wel. Waarom houdt Femke zoveel van rokjes en jurkjes? Zegt dat iets over je karakter, als je acht jaar bent? Wat betekent het dat alleen de heel verlegen meisjes rokken dragen? En je kunt dus over je verlegenheid heen groeien, en tóch jurkjes blijven dragen. Hoe zou het trouwens komen dat ze nu minder verlegen is dan vroeger?
Ze bewondert een meisje uit haar klas, dat erg op haar lijkt. Dat is ook zo leuk dubbel, dat je iemand bewondert die op je lijkt. Maar dat meisje heeft wel een ander gezicht, een mooier gezicht dan het hare, vindt Femke. Je zou het kind zo bij haar elfenoortjes willen grijpen en roepen: ‘Niemand heeft een mooier gezicht dan jij, onthoud dat goed, waar je ook naartoe gaat, hoe oud je ook wordt! Hoor je me?’
Haar grootste droom is dat ze later net zo’n bed wil als ze nu heeft. Een bed met een laddertje. En daaronder gaat ze vanalles bouwen: een keukentje, een tafeltje, een poppenservies en een gordijntje. Terwijl ze het uitspreekt, weet ze dat het onmogelijk is. Dit soort dingen kunnen niet meer als je volwassen bent, denkt ze. Je kunt de schaamte en het verdriet bijna tussen de regels lezen. Maar daar heeft dit slimme elfje een oplossing voor. Ze gaat het later voor haar kinderen maken, die kunnen haar dan uitnodigen op visite en dan kan ze het toch nog zien. Haar bed met het laddertje.
Als ik het lees bekruipt me een vreemd verlangen: ik wil het toekomstige kind zijn van dit achtjarige meisje. Dit klinkt misschien bizar in uw oren. Maar in de elfenwereld is het heel normaal.
(Geschreven naar aanleiding van de Volkskrantserie ‘Dit ben ik- portret van een kind in zijn of haar slaapkamer’, elke dinsdag in de bijlage. Femke stond er gisteren in, 8 november. Kijk voor meer bij de categorie ‘Portretten’.)