Ode aan de vuurtorenwachter

foto uit de voorstelling 'Vuurtorenwachter'

Vuurtorenwachter, Terschellings Oerol 2005. Foto: Ben van Duin

Afgelopen maandag berichtte de NOS dat de vuurtorens van Terschelling en Schiermonnikoog bemand zullen blijven. Eindelijk erkent de politiek ‘dat het menselijk oog eerder calamiteiten waarneemt dan iemand die op afstand op videoschermen kijkt’. Eindelijk wordt er iets NIET geautomatiseerd, omdat de ouderwetse manier beter is. De mens heeft de machine verslagen. Een triomf. Een geruststellende gedachte. En een mooi tegengeluid ook, van een staatssecretaris die niet per se zijn eigen stempel op het beleid hoeft te drukken, maar die luistert naar de argumenten en kennis van vuurtorenwachters, en een wijs besluit neemt.

Het onderwerp gaat me aan het hart. In 2005 schreef ik de monoloog Vuurtorenwachter, een toneeltekst waarin ik verhalen en anekdotes verwerkte van (oud)vuurtorenwachters van Ameland en Terschelling. Het stuk is gespeeld op Oerol, in de duinen, met de Brandaris op de achtergrond. Een fragment uit de tekst:

 

Ze willen me daar weg hebben

foto van acteur Stijn Westenend, als vuurtorenwachter.

Vuurtorenwachter, gespeeld door Stijn Westenend. Foto: Ben van Duin

Ze willen me vervangen

Door een camera

Een infraroodcamera

Die wordt bestuurd door een computer

Een soort brein

Een überbrein

Dat nooit fouten maakt

Dat brein

Dat brein

Bevindt zich ergens

Op het land

Niet aan zee, maar op het land

In een kantoor zonder ramen

Geen wachter meer

Die kijkt

Maar een camera

Die filmt

De beelden worden doorgeseind

Naar een kantoor

En in dat kantoor

Zit

Iemand

Die beelden bekijkt

Op een beeldscherm

Of misschien wel honderd beeldschermen

 

Alles

Alles hier

Alles

En wij

Ook wij

Worden gefilmd

En bekeken

In een kantoor

Door een kantoorbediende

Een anonieme

Universele

Kantoorbediende

Als ik dit doe

(beweegt zijn pink)

Dan ziet hij dat

En dit

(draait met zijn ogen)

En dit

(gaat met zijn hand in zijn broek en pakt zijn kloten)

En dit

(doet zijn broek naar beneden en laat zijn kont zien)

 

(Hij stoot zich aan het roestige voorwerp.)

 

Kloteding

Klotevoorwerp

Ligt hier al jaren

Toen ik hier voor het eerst kwam, lag hij er al

Hij

Was hier eerder dan ik

Daar, daar lag ie

Ik weet ’t nog goed

Hoe het licht viel, en hoe hij daar lag

Te roesten

Met een briefje erop: repareren

Repareren

Dat stond er echt

Maar niemand wist wie dat briefje had geschreven, of wie

Hem daar had neergelegd

En niemand wist

Waar hij voor diende

Ja, het was een soort apparaat, een soort instrument

Waarmee je iets kon doen

Dat zagen we wel

Maar niemand wist WAT

Dus bleef hij liggen

Jarenlang

Het briefje is vergaan, maar hij niet, hij is er nog

Hij ligt daar

Hij

Is het bewijs

Dat

Alles

Vroeger

Anders

Was

 

Ze roken me uit mijn hol

Ze jagen me weg

Ze sturen de honden achter me aan

Ze schieten me neer

Ze snijden mijn strot open en kijken hoe ik leegbloed

Ze dansen erin

In mijn bloed

Ze zingen en stampen en spelen accordeon

Ze lachen

Lach maar

DIT IS MIJN TOREN

MIJN TOREN

VAN MIJ

VAN MIJ

 

 

This entry was posted in Nieuws, Persoonlijke berichten, Theater. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.