Afgelopen maandag berichtte de NOS dat de vuurtorens van Terschelling en Schiermonnikoog bemand zullen blijven. Eindelijk erkent de politiek ‘dat het menselijk oog eerder calamiteiten waarneemt dan iemand die op afstand op videoschermen kijkt’. Eindelijk wordt er iets NIET geautomatiseerd, omdat de ouderwetse manier beter is. De mens heeft de machine verslagen. Een triomf. Een geruststellende gedachte. En een mooi tegengeluid ook, van een staatssecretaris die niet per se zijn eigen stempel op het beleid hoeft te drukken, maar die luistert naar de argumenten en kennis van vuurtorenwachters, en een wijs besluit neemt.
Het onderwerp gaat me aan het hart. In 2005 schreef ik de monoloog Vuurtorenwachter, een toneeltekst waarin ik verhalen en anekdotes verwerkte van (oud)vuurtorenwachters van Ameland en Terschelling. Het stuk is gespeeld op Oerol, in de duinen, met de Brandaris op de achtergrond. Een fragment uit de tekst:
Ze willen me daar weg hebben
Ze willen me vervangen
Door een camera
Een infraroodcamera
Die wordt bestuurd door een computer
Een soort brein
Een überbrein
Dat nooit fouten maakt
Dat brein
Dat brein
Bevindt zich ergens
Op het land
Niet aan zee, maar op het land
In een kantoor zonder ramen
Geen wachter meer
Die kijkt
Maar een camera
Die filmt
De beelden worden doorgeseind
Naar een kantoor
En in dat kantoor
Zit
Iemand
Die beelden bekijkt
Op een beeldscherm
Of misschien wel honderd beeldschermen
Alles
Alles hier
Alles
En wij
Ook wij
Worden gefilmd
En bekeken
In een kantoor
Door een kantoorbediende
Een anonieme
Universele
Kantoorbediende
Als ik dit doe
(beweegt zijn pink)
Dan ziet hij dat
En dit
(draait met zijn ogen)
En dit
(gaat met zijn hand in zijn broek en pakt zijn kloten)
En dit
(doet zijn broek naar beneden en laat zijn kont zien)
(Hij stoot zich aan het roestige voorwerp.)
Kloteding
Klotevoorwerp
Ligt hier al jaren
Toen ik hier voor het eerst kwam, lag hij er al
Hij
Was hier eerder dan ik
Daar, daar lag ie
Ik weet ’t nog goed
Hoe het licht viel, en hoe hij daar lag
Te roesten
Met een briefje erop: repareren
Repareren
Dat stond er echt
Maar niemand wist wie dat briefje had geschreven, of wie
Hem daar had neergelegd
En niemand wist
Waar hij voor diende
Ja, het was een soort apparaat, een soort instrument
Waarmee je iets kon doen
Dat zagen we wel
Maar niemand wist WAT
Dus bleef hij liggen
Jarenlang
Het briefje is vergaan, maar hij niet, hij is er nog
Hij ligt daar
Hij
Is het bewijs
Dat
Alles
Vroeger
Anders
Was
Ze roken me uit mijn hol
Ze jagen me weg
Ze sturen de honden achter me aan
Ze schieten me neer
Ze snijden mijn strot open en kijken hoe ik leegbloed
Ze dansen erin
In mijn bloed
Ze zingen en stampen en spelen accordeon
Ze lachen
Lach maar
DIT IS MIJN TOREN
MIJN TOREN
VAN MIJ
VAN MIJ