Dit kan alleen in Den Haag, op een zonnige maandagmiddag in oktober in een chique buurt…
Ik sta met mijn fiets even aan de kant van de weg om te drinken.
Opeens komt er een bestelbusje vanaf de andere weghelft op me ‘ingereden’, het stopt met het open raam van de bestuurder vlak bij mijn gezicht. Naast hem zit een vrouw die naar me kijkt, op de achterbank twee zwarte honden. De man begint vanuit het niets tegen me te praten, met een aan agressie grenzende vrolijkheid. Ik probeer de situatie in te schatten en realiseer me dat hij een mop aan het vertellen is. Ik denk meteen ‘o jee, als ik ‘m maar snap, ik snap moppen nooit’, en ben door die gedachte al kansloos, want de draad kwijt. De mop duurt lang (zoals de meeste moppen), iets met papegaaien en Bassie en Adriaan. De punchline weet ik nog:
‘Wie noemt z’n papegaai nou Adriaan?’
‘Dezelfde idioot die z’n pitbull Bassie noemde!’
Ik snap ‘m niet, maar ik lach, om de situatie en omdat de bestuurder van het busje lacht.
Zonder verder nog iets te zeggen of te groeten start hij het busje weer en rijdt weg.
Zonder verder nog iets te zeggen of te groeten start hij het busje weer en rijdt weg.
Als je oplet, gebeuren er in het echte leven best vaak dingen die verzonnen lijken. Zoals dat ik laatst niet verder kon reizen met de trein, omdat er op de route een WO II-bom moest worden ontmanteld. De vraag is, of die gebeurtenissen interessant genoeg zijn voor een blog, voor een verhaal… De grappige ontmoeting hierboven is dat eigenlijk niet, tenzij je hem zou herschrijven. Maar daar heb ik nu geen zin in. Jullie moeten het met het waargebeurde verhaaltje doen.
En o, o, wat hou ik van Den Haag.