Schoolschrijver zijn is intensief en best vermoeiend… voortdurend zoeken naar ingangen om kinderen die moeite hebben met lezen en schrijven verder te krijgen, omhoog, of juist de diepte in… richting ‘diepgang’ of ‘in het diepe’ als ze iets proberen wat ze eng vinden.
Na een dag Schoolschrijver-lessen slaat de vermoeidheid soms naar binnen, en als ik op mijn fiets stap word ik weleens besprongen door de vraag: heeft het zin… deze lessen, op deze school, bij deze kinderen?
En dan is het antwoord toch JA.
Zo zag ik vandaag op veel tafels de brieven die de kinderen hebben geschreven, de oogst van mijn les van vorige week. Sommige kinderen gaan hun brief nog echt versturen, met postzegel en envelop.
Maar alleen al een brief schrijven is een ding. Zinnen maken, iets vragen aan de ander en iets over jezelf vertellen, op papier… dat is allemaal niet vanzelfsprekend.
De trots (bij de kinderen en bij mij) als het lukt, en als zo’n brief er ook nog eens mooi en verzorgd uitziet. Met leestekens! Halleluja!
En dan mijn les over poëzie, vandaag…
Natuurlijk werden er een hoop rijmpjes in elkaar geflanst, soms gewoon om er snel vanaf te zijn. ‘Kijk, juf!’
Maar er waren kinderen die er echt iets moois van wilden maken…
Mooiste voorbeeld:
M, een jongen (groep 7, al lichtelijk aan het puberen) die in mijn eerste lessen achterover leunde en zei dat hij nooit boeken las, alleen internet, en die verontwaardigd vroeg: ‘Waarom moet ik schrijven? Ik kan toch typen?’
Zijn korte brief was een eerste stap… in een verrassend mooi handschrift.
Vandaag schreef hij een gevoelig gedicht over de natuur en over een bloem, waarbij hij de ‘regels’ aan zijn laars lapte en de woorden naar zijn hand zette.
Hij las het voor, dwars door het macho-gegniffel van sommige klasgenoten heen.
Ik hoop dat hij trots is.
En dat hij misschien toch stiekem een keer een boek gaat lezen.
Of een dichtbundel.