Elke dinsdag lees ik in de Volkskrant de rubriek ‘Dit ben ik – Portret van een kind in zijn of haar slaapkamer’. Trouwe lezers van dit blog weten dat, ik heb er eerder over geschreven. Mijn collega Anne -een trouwe lezer- kwam twee weken geleden enthousiast met de krant aanzetten. ‘Het is weer een mooie vandaag,’ zei ze. En ze had gelijk, het was een mooie. Ik wilde er niet meteen weer over schrijven, het eerst nog even aankijken, een paar weken wachten om te zien of er verschil was… misschien waren alle kinderen leuk? En misschien ligt het gedeeltelijk aan de interviewer? Daar heb ik eigenlijk niet goed op gelet, ik zal het vanaf nu in de gaten houden. Maar één ding is zeker: niet alle kinderen zijn even leuk. De laatste afleveringen waren wel oké, maar niet bijzonder. Sommige kinderen hebben er talent voor, die zeggen de ene na de andere bijzondere zin… Zo ook het meisje van twee weken geleden, dinsdag 9 augustus.
Dieuwertje heet ze. Tien jaar. Ze woont in Amsterdam met haar moeder, vader, broertje en zusje, en met de dertienjarige kat Tijger. Pikant detail en meteen de eerste mooie zin, waar je even over moet nadenken: ‘En Tijger was er al voordat mijn vader er kwam.’ Eerst denk je even dat het om een samengesteld gezin gaat, en dat vader niet de biologische vader van Dieuwertje kan zijn, maar als je gaat rekenen blijkt het allemaal te kunnen. Moeder, die op dat moment nog geen moeder was, woonde met haar kat Tijger, en toen kwam vader, die op dat moment nog geen vader was. Tijger is dertien en Dieuwertje (de oudste van de kinderen) is tien. Het klopt als een bus.
Dieuwertje zit op de rand van haar bed. Ze heeft lang bruin haar. Ze glimlacht, maar haar ogen staan treurig. Haar blote voeten raken net niet de laminaatvloer. Het bed is wit, net als de muren en het leesplankje. Boven haar hoofdkussen hangt een lampje, dat ze zelf makkelijk kan uitdoen. Op het leesplankje liggen wat rommeltjes, een mp3-speler en een flinke stapel boeken (zeven stuks, de titels zijn jammergenoeg onleesbaar). Ze houdt van lezen, dat moet wel, maar als de interviewer vraagt naar haar hobby’s zegt ze: ‘Ik houd van keepen met voetballen.’ Ze zit al vijf en driekwart jaar op voetbal, dat is minstens de helft van haar leven. En over keepen zegt ze dan, heel wijs: ‘Het is een unieke positie.’ Misschien roept de trainer dat steeds tegen haar, in de kleedkamer… ‘Kom op meid, niet zo treurig kijken, je staat er alleen voor als keeper, maar bedenk: het is een unieke positie!’
Op de vraag of ze ergens in gelooft, zegt ze dat ze een beetje in zichzelf gelooft, omdat dat moet van haar oma. En dan zegt ze dit: ‘Als God zou bestaan, dan is hij heel groot, maar voor de rest ziet hij eruit als een mens. Hij heeft wel benen, maar aan het eind zitten die aan elkaar vast. Het is meer een soort staart. Hij heeft bruin haar en zit altijd op een wolkje’. Toch grappig, dat niet-gelovigen altijd wel een beeld paraat hebben van hoe God eruit zou zien, als hij zou bestaan. En Dieuwertjes beeld is wonderlijk… vooral die staart… intrigerend!
De details en de contrasten maken de serie zo leuk. Op Dieuwertjes hoofdkussen ligt keurig opgevouwen textiel, waarschijnlijk een pyjama. De hoes van het dekbed is een beetje kinderachtig, met zoete kleuren en in Japanse stijl getekende dieren met overdreven grote waterige ogen. Maar aan de kraakwitte muur hangen juist weer stoere wildlife-posters, met door het stof rennende paarden en gevaarlijke tijgers. Hoe haar leven er over tien jaar uitziet durft ze niet te zeggen. Ze laat het maar lopen zoals het loopt. Heel verstandig. Maar ze zou wel nog graag één dag iemand willen zijn die heel veel in de natuur zit, en die vrienden wordt met gemene beesten: ‘Iemand die een dutje kan doen met een tijger’.
Wensen zijn vaak dichterbij dan we denken. Ze kan dat namelijk al. Ze heeft het haar hele leven altijd al gekund: een dutje doen met een tijger. Met de kat Tijger. Die er al was voordat haar vader kwam.