Afgelopen week was ik jarig. Ik vier het niet graag, en ook weer wel. Elk jaar begin ik met niet-willen-vieren, om kort van tevoren te bedenken dat ik het niet-niet-wil-vieren. Maar dan is het te laat om mensen uit te nodigen. Zeker als ze uit andere steden komen en gezinnen hebben of drukke levens, en al helemaal niet op een doordeweekse dag. En dus nodigde ik bijna niemand uit. (Sorry jongens!)
Een vriendin die ik wel durfde uit te nodigden (omdat ze op kruipafstand woont), bood aan om een taart voor me te bakken. Aangezien ik zelf geen bakster ben (zie vorig blog), greep ik haar aanbod met twee ovenwanten aan. Op mijn feestje brachten zij en haar dochter een groot pak mee, een soort pyramide van wit satijnachtig papier met witte linten, en daaronder de mooiste taart die ik ooit heb gehad. Een roze meisjestaart, met fondant en bessen en chocola, eetbare roosjes, vlinders en glitter, en een roze plastic kandelaar met verjaardagskaarsjes. Kaarsjes die knetterden en die, nadat ik ze had uitgeblazen, vanzelf weer aangingen. Magisch. Een magische meisjestaart, op mijn 32ste (ahum) verjaardag. Mèt roze champagne.
En zoals dat gaat.
Zoals het leven gaat.
Als het vuurwerk is gedoofd.
En de sprookjestaart op.
De volgende dag bijt ik in een appel, voel iets hards en denk een steentje in mijn hand te hebben. Het was mijn eigen kies.
Niet helemaal. Een stukje.
Maar toch.
Als de rook om je hoofd is verdwenen. (Opnieuw uitgebracht in mijn geboortejaar!)
Schoon. En nogmaals proficiat!
Merci Kristof. X
`na een sprookjesachtige taartje een bij fataal appeltje!!’
Proficiat….gelukkig alles weer goed las ik!!
Ha, Sneeuwwitje! Ja, alles is weer goed, Jacomina.
Ik kon snel terecht bij de tandarts, gelukkig.
X, Claudia