Tijdens het opruimen kwam ik een briefje tegen uit februari 2016. Een met de hand geschreven ‘spiekbriefje’ voor mezelf, om te onthouden wat ik tegen mijn teamchef wilde zeggen tijdens een moeilijk gesprek. Ik was docent Frans, het was mijn eerste baan, en ik liep vast. Zo begint het briefje ook: ‘Ik loop vast’. Met andere woorden: ‘Ik kan niet meer, help me!’ Dit was niet het eerste gesprek dat ik met hem – de teamchef – had. Een paar maanden eerder had ik al om hulp gevraagd, maar hij vond hulp geen goed idee, en zei dat ik even moest ‘doorbijten’. Het gevolg: ik liep alsnog vast, voelde me niet gesteund en heb als starter zo’n slechte start gemaakt dat ik -mede daardoor- het onderwijs heb verlaten.
Wat ging er mis? Ik begon vol goede moed met een parttime contract (0,6 fte) als docent Frans op een grote school, en kreeg zes onderbouwklassen. Van die zes klassen bleken er drie problematisch: een mavo-brugklas met 30 (!) kinderen, waarvan een groot deel met leer- of gedragsproblemen en/of heftige thuissituaties (rugzakjes die van de docenten en mentor veel extra aandacht en tijd vroegen, en die het lesgeven bemoeilijkten), een 2-mavoklas die bekend stond als ‘pittig’ en waarvoor een programma op maat (lik-op-stukbeleid) werd bedacht met extra workshops en sessies voor het hele docententeam, en een drukke 3-havoklas die het jaar ervoor amper Frans had gehad (hun toenmalige docente kon geen orde houden) en daardoor een enorme achterstand had opgelopen. Daarbij had ik een 2-mavoklas die een laptopklas bleek te zijn (zo ontdekte ik op mijn eerste werkdag, niemand had me ingelicht) en waarvoor ik een aangepast programma moest aanbieden, zonder dat ik daar ervaring in had. Eigenlijk had ik dus maar twee klassen waar ik ‘gewoon’ Frans kon geven. De andere klassen waren zó pittig dat ik vastliep.
In mijn persoonlijke leven had ik het toevallig ook zwaar in die periode: mijn moeder was ziek, ze had kanker, werd in dat schooljaar meerdere keren geopereerd en bestraald, kreeg chemokuren en is in mei overleden. Mijn collega’s en leidinggevenden waren van deze situatie op de hoogte, maar ook daarmee is niet bijzonder veel rekening gehouden. Nee, ik moest ‘flink zijn’, op mijn tanden bijten en die moeilijke klassen ‘eronder’ zien te krijgen, want daar zou ik als docent sterker van worden.
Natuurlijk werd ik er niet sterker van. Juist niet. Ik had hulp nodig, concrete hulp, maar die kreeg ik niet. Ik raakte overspannen, moest me ziek melden en werd heen en weer gestuurd tussen arbo-arts en huisarts, wat alles alleen maar verergerde. Ik loste het uiteindelijk zelf op door deeltijdontslag te nemen en zo snel mogelijk toch weer voor de klas te gaan staan. Een oplossing die de school goed uitkwam, want het kostte niks, en een collega die graag meer uren wilde nam klassen over (een oplossing die ik eerder had aangedragen en die nu wel mogelijk bleek). Voor mij was dit een goed besluit, omdat ik het schooljaar nog heb kunnen afmaken met drie van de zes klassen, die ik op een goede manier naar hun eindtoetsen heb kunnen begeleiden. Daarna werd mijn jaarcontract uiteraard niet verlengd, want ik had gefaald. Dat is de officiële lezing. Maar eigenlijk faalde het management, dat me liet verzuipen.
Waarom vertel ik dit? Waarom bloggen over zo’n persoonlijk en somber onderwijs-verhaal? Dat doe ik omdat er waarschijnlijk meer leraren in zo’n beroerde situatie zitten. Leraren die met lood in hun schoenen hulp moeten vragen (zich er misschien voor schamen?), en vervolgens niet of nauwelijks steun krijgen van collega’s en leidinggevenden. Leraren die door zo’n (vaak tijdelijke) benauwde situatie geen contractverlenging krijgen, maar wel een flinke deuk in hun zelfvertrouwen. Ik vermoed dat veel leraren op deze manier het onderwijs verlaten, domweg omdat ze niet de hulp krijgen die ze nodig hebben. Ik had met hulp en steun van het management een heel andere start gemaakt, dat is zeker. Wellicht was ik dan niet meteen vastgelopen, en had ik mijn draai kunnen vinden als docent.
Los van dit persoonlijke verhaal is er veel mis in het onderwijs, structureel. Op mijn ‘spiekbriefje’ (hieronder) staan dingen die ik de afgelopen jaren vaak heb gehoord en gelezen, en die veel leraren waarschijnlijk herkennen. Het zijn structurele problemen, waarvoor structurele oplossingen moeten komen. En, zoals leidinggevenden op scholen moeten luisteren naar leraren die om hulp vragen, zo moeten de ministers en de politiek luisteren naar de leraren die vandaag staken, en die al heel lang om hulp roepen. Als er nu niet wordt geluisterd en er niet genoeg wordt gedaan (structureel!), dan zullen nog meer leraren het onderwijs verlaten. Want zo eindigde mijn spiekbriefje, als er geen oplossing zou komen was dit de enige uitweg: ‘Ik ga op zoek naar een baan (al of niet in het onderwijs) die beter bij me past en minder stressvol is.’ Nu, ruim drie jaar na dat briefje, werk ik niet meer als docent Frans, terwijl ik bevoegd ben en er een tekort is aan docenten Frans.
Succes, leraren! Blijf roepen en staken, tot er eindelijk iets verandert.
Tot er wordt geluisterd.
Het is kaalslag die je veel tegenkomt. In het beroepsleven valt of staat succes met hef ontvangen fan steun van management. Maar terecht dat in een sector met tekort zoals het onderwijs is dit natuurlijk echt schrijnend, steun aan iedereen die dit meemaakt(e)!!!
Sorry ik hoop dat mijn tekst duidelijk is.. Er staan wat knullige foutjes in… Zie de kracht van goed onderwijs
Dit klinkt zo ontzettend herkenbaar. Mijn zus is om die reden ook het onderwijs uit gegaan (geschiedenisdocente VO), hoewel ze nu begint aan de PABO.
Zij kreeg alle moeilijke klassen toegespeeld door de andere docent geschiedenis (die er al lang werkte en ‘dus’ meer te zeggen had) en moest het er maar mee doen. Enkele jaren nadat ze gestopt was gaf een manager aan haar toe dat ze dit toen verkeerd hebben aangepakt en haar meer hadden moeten steunen.
Ik zie het ook in het PO, waar ik zelf gewerkt heb. Ben nu ontzettend blij met mijn vaste baan als lees-mediaconsulent bij een Bibliotheek.